verter
werkwoord, intransitief
<brotar, fluir>
opwellen
stromen
<desaguar>
uitmonden
<escorrer, ressumar>
druppelen
lekken
verter
werkwoord, transitief
<despejar, derramar [líquido, molho]>
schenken
gieten
<entornar, despejar o conteúdo>
leegmaken
omkeren
<deitar, jorrar>
vergieten
<traduzir [discurso, texto]>
vertalen
omzetten